Hoe vader en zoon Wiersma de psychiatrie voor eeuwig veranderden
Door Wouter Vliek
Dit essay is geschreven voor het vak History and Philosophy of Science 2025.
Introductie
In 1903 werd Enno Dirk Wiersma (1858 – 1940) de allereerste hoogleraar neurologie en psychiatrie in Groningen. Nooit eerder vervulde iemand deze functie aan de Rijksuniversiteit (Wiersma, 2004)1. Enno kreeg van de universiteit het vertrouwen om een volledig nieuw vakgebied2 te maken en stond samen met zijn collega’s aan de grondslag van het psychiatrisch onderwijs in Groningen. Dit deed hij met zoveel succes dat hij slechts elf jaar later het ambt van Rector Magnificus mocht overnemen van professor HJ Hamburger (Hamburger, 1914).Vier jaar voordat Enno tot hoogleraar werd benoemd, werd zijn zoon, Dirk Wiersma (1899 – 1981), geboren. Ook hij had het intellect om het vakgebied van zijn vader in te gaan, maar dit waren erg grote schoenen om te vullen. In dit essay wil ik aan de hand van deze twee levens bespreken hoe de psychiatrie zich heeft ontwikkeld in Groningen, en hoe belangrijk de tijdgeest altijd is geweest voor dit vakgebied. Heeft Dirk de schoenen van zijn vader kunnen vullen?

Het leven van Enno Dirk Wiersma
Op 29 november 1858 werd Enno Dirk Wiersma geboren in Pieterzijl, een klein dorp aan de grens van Groningen met Friesland. Na het middelbare onderwijs volgde hij de studie geneeskunde aan de Universiteit Groningen. Hier promoveerde hij op 19 mei 1886 met een dissertatie genaamd “Histochemische onderzoekingen op glycogeen”. Na enkele studiereizen kwam hij terug in Groningen om arts te worden en verdiepte hij zich verder in de neurologie en psychiatrie (Winkler, 1940).
In de 19e eeuw stond het vakgebied psychiatrie nog in de kinderschoenen. De medische faculteit zag in die tijd dan ook maar weinig mogelijkheden tot onderzoek naar dit gebied. De gemeente Groningen zag echter wel kansen en vond dat psychiatrische patiënten opgenomen moesten worden. Daarom kreeg Enno Dirk in 1896 toestemming van het gemeentebestuur om een privé-kliniek te openen, waarmee hij maar liefst zeven patiënten kon verplegen als behandelend arts. Wanneer C. Winkler, de allereerste hoogleraar psychiatrie en neurologie van Nederland, het laboratorium van Enno bezoekt schrijft hij de volgende lovende woorden:
“Toen ik hem bezocht, werd ik door hem rondgeleid in een ruime zaal, gevuld met kostbare instrumenten. wier evenbeeld ik nimmer had gezien en wier beteekenis ik niet begreep. Toen hij echter op een wijze, hem eigen, keurig in distinctie der uiting, helder bij uitnemendheid, mij van elk dezer werktuigen een verklaring gaf, stond ik verstomd van verbazing over alles wat deze eenvoudige man had weten bijeen te brengen op een gebied van wetenschap, waarin ik volkomen vreemdeling was. Toen heb ik zijn groote eigenschappen leeren waardeeren.”
Deze woorden, geschreven door een hoogstaand figuur in de wereld van de Nederlandse psychiatrie, laten duidelijk zien dat Wiersma een bijzonder uitstekende wetenschapper was. In een tijd waarin de psychiatrie nog geen gerespecteerde wetenschap was, werd Wiersma volgens Winkler een “self-made-man”. (Winkler 1940)
Het respect voor de patiënt
In 1903 wordt Enno Dirk Wiersma tot hoogleraar neurologie en psychiatrie benoemd. Hij is hiermee de eerste Groningse hoogleraar in dit vakgebied. Tijdens de ceremonie houdt hij een inaugurele rede voor een publiek vol professoren, hoogleraren en studenten. In deze rede pleit hij voor meer aandacht voor het vakgebied van de psychiatrie. Hij stelt dat de geneeskunde, de neurologie, de fysiologie en allerlei andere vakgebieden allen veel baat hebben gehad bij het vele experimentele onderzoek dat in die tijd is gedaan. Echter ziet hij ook dat de psychiatrie achterblijft. Nu dat hij een eigen laboratorium heeft, zal hij als hoogleraar eindelijk kunnen doceren voor de studenten (Wiersma, 1903). In deze inaugurele rede schreef Wiersma tevens een dankwoord aan alle aanwezigen. De normaal verwachte namen komen langs, waaronder zijn eigen hoogleraar en de faculteit geneeskunde. Wat dit dankwoord bijzonder maakt is zijn dank aan de studenten aan wie hij doceerde. Hij gaf namelijk al een tijdje privéles over de psychiatrie aan studenten die hem daar specifiek naar hadden gevraagd. Door dit dankwoord zo uitgebreid en aan het einde uit te spreken, maakt hij duidelijk aan alle aanwezigen dat het hoog tijd is les te geven over psychiatrie.
Hij zegt dit met de volgende woorden:
“Gij gevoeldet dat er in Uwe opleiding iets ontbrak en gij hebt de aanvulling daarvan gezocht. Het moet voor U dus een voldoening zijn, dat er in het Nieuwe Ziekenhuis gelegenheid zal worden gegeven, naast de lichamelijke ook de geestelijke ziekten te kunnen bestudeeren. De kennis daarvan zal U later ongetwijfeld dagelijks te pas komen.” (Wiersma, 1903)3

Niet alleen de studenten, maar ook de patiënten hadden grote baat bij het werk van Wiersma. In 1928 werd over zijn werk een “Wiersma-nummer” geschreven in de “Psychiatrische en Neurologische Bladen” ter ere van zijn 25 jarig jubileum als hoogleraar. In dit nummer spreekt zijn oudste assistent, H. Jager, tot hem. In dit briefje aan Wiersma lezen wij leuke anekdotes over patiënten die behandeld zijn door Wiersma in zijn eigen kliniek. Zo refereert Jager naar een nogal bijzondere boer die elke dubbel omdraait. Het “boertje” was een eigenaardig persoon en maar al te bang om naar het ziekenhuis te gaan, omdat de doktoren hem zouden “mishandelen”. Het boertje gaf na de behandeling van Wiersma aan dat hij nooit had kunnen dromen van een professor met zoveel rust en begrip voor zelfs een simpel boertje. Als blijk van dank schonk dit boertje aan Wiersma een Drentsch schaap (van der Scheer, 1928).
Hoewel de mooie woorden van zijn patiënten ons leert dat Wiersma goed was voor zijn patiënten, kunnen wij nog veel meer leren van zijn collega-wetenschappers. Een grote naam in de psychologie in Groningen die met lof over Wiersma sprak is Gerard Heymans. Heymans, die ook wel de pionier van de Nederlandse psychologie wordt genoemd, was een groot voorstander van de experimentele psychologie (Derksen, 1997). Samen met Wiersma heeft Heymans veel onderzoek verricht en ooit voerden zij een van de meest omvangrijke burgeronderzoeken van hun tijd uit door een vragenlijst te ontwikkelen. Deze enquête en de daarop gebaseerde artikelen waren zo invloedrijk, dat ook de daaropvolgende generaties nog de vruchten konden plukken van het materiaal (Winkler, 1940).
Volgens Heymans was Wiersma een van de eerste psychiaters die keek naar individuele ziektebeelden van patiënten. In die tijd stond de psychopathologie nog vooral in het teken van pathologie en diagnoses. Doktoren zagen psychiatrische ziektes als iets statisch en het ziektebeeld van de patiënt was een vorm van die ziekte in een kleinere of grotere mate.
Volgens Heymans zag Wiersma dit anders. Wiersma keek naar het individu en zijn levensomstandigheden. Hierdoor kregen patiënten een duidelijke diagnose en werden ze niet gekoppeld aan een ziektebeeld dat eigenlijk niet goed bij ze past en slechts een kleine gelijkenis was. Dit alles schreef Heymans in mei 1928 in een brief4 vol lofzang over Wiersma. Hierin werd duidelijk dat Wiersma niet zomaar een psychiater was (Heymans, 1928). Wat echter de werkethiek en passie voor de psychiatrie van Wiersma het meest duidelijk maakt, is wat Heymans schrijft over het aanstaande pensioen van Wiersma. Heymans schrijft in zijn slot paragraaf dat Wiersma veel werk niet afmaakt en te weinig tijd neemt om artikelen te publiceren, omdat hij zo druk is met onderzoek en ander werk. Heymans’ wens was dat Wiersma in zijn aanstaande vrije tijd veel werk zou publiceren zodat de rest van de wetenschap van zijn werk kon genieten (Heymans, 1928).
Van zijn welverdiende rust kan Wiersma helaas niet lang genieten. In 1931 gaat zijn Emeritaat in, maar hij blijft werken door zijn eerder gedane onderzoek te publiceren5. Zijn werk stopt pas wanneer hij ziek wordt. Wiersma beschouwt het niet meer kunnen werken als het grootste nadeel van zijn ziekte. Op 24 november 1940, kort voor zijn 80e verjaardag, overleed Enno Dirk Wiersma te Groningen. In een herdenkingsrede geschreven door H.F.J.W. Brugmans worden de eerder genoemde vrezen van Heymans ondersteund. Wiersma heeft maar weinig van zijn werk kunnen publiceren omdat zijn kliniek veel van zijn tijd vroeg. Brugmans stelt dat we van geluk mogen spreken dat zijn leerlingen veel van zijn werk hebben gepubliceerd en hebben beschreven. De lijst met namen is lang en er zijn veel namen te lezen die later voor de Rijksuniversiteit Groningen veel werk hebben verricht, maar er is maar één naam die er duidelijk bovenuit springt. D. Wiersma, zijn bloedeigen zoon Dirk (Brugmans, 1945).6

Grote schoenen om te vullen
Dirk Wiersma, de zoon van Enno Dirk Wiersma, wordt in de herdenkingsrede weggedrukt als “leerling van”. Dit blijkt een titel te zijn die Dirk zijn hele leven achterna heeft gezeten. Dirk werd geboren in 1899 in Groningen en groeide op in een ambitieus en intellectueel gezin. Tijdens zijn tijd op het gymnasium blijkt al snel dat Dirk het intellect van zijn vader heeft en toont interesse in veel extracurriculaire activiteiten. Zijn liefde voor de klassieke talen uit hij door bij de toneelclub van het Praedinius gymnasium “Eloquentia” te gaan. (Harmsen, 1985)7

Dirk ging medicijnen studeren8 in Groningen en de studie verliep voorspoedig. Op 15 juni 1922 rondde hij cum laude het doctoraal examen af, dat zijn vader als decaan van de faculteit ondertekende. Wanneer hij van plan is mee te gaan doen aan een prijsvraag van de medische faculteit, klinkt het gerucht dat zijn vader hem hielp.
Hierdoor besluit Dirk niet meer mee te doen aan de prijsvraag. Later verandert hij het stuk dat hij had geschreven in zijn dissertatie, die hij tevens schreef onder de begeleiding van zijn vader (Harmsen, 1985). In deze dissertatie schrijft Dirk het volgende:
“Het feit dat mijn promotor tevens mijn Vader is, stemt mij gelukkig. Uitdrukken, wat ik aan hem, niet alleen door zijn onderwijs, maar nog veel meer door de voorlichting bij mijn studie, de gesprekken over wetenschap en over taak en roeping van de medicus, waarvan ik voortdurend mocht profiteren, te danken heb, ik zou het niet kunnen. Om de nauwe betrekking, die er tussen ons bestaat, heb ik de voorkeur aan gegeven dit proefschrift geheel zelfstandig te bewerken, maar dat ik mij hieraan kon wagen, is slechts het gevolg van de jarenlange voorbereiding op het psycho-pathologies gebied, die mij ten deel viel.” (Wiersma, 1923)
In zijn dissertatie schrijft Dirk over “Dementia Praecox”, beter bekend in moderne tijd als schizofrenie. Ook Dirk legde in zijn dissertatie de nadruk op het verschil tussen het ziektebeeld en de persoonlijke situatie van de patiënt. Volgens Dirk was er nauwelijks een ander ziektebeeld te noemen waarover zo weinig mensen het eens waren in die tijd. Dirk pleitte in het begin van zijn dissertatie om het idee van een ziektebeeld in het geval van dementia praecox los te laten (Wiersma, 1923). Hier is mogelijk een direct effect van de opleiding van zijn vader te zien. Waar zijn vader een groot aanjager was van het individuele ziektebeeld, werd Dirk dit ook steeds meer. De psychologie is in deze tijd al ver gevorderd, mede door het werk van Enno, maar Dirk zet een ambitieuze stap in dezelfde richting. Hij stelt in de conclusie van zijn dissertatie voor dat zijn karakter-onderzoek, wat zich op de individuele patiënt richt, inzicht kan brengen in het vage begrip dat dementia praecox in die tijd nog is (Wiersma, 1923).
Na het artsenexamen in 1923 volgde Dirk de psychiatrische opleiding aan de Kliniek van de Rijksuniversiteit Groningen. Ook deze stap is geen verrassing, Enno Dirk Wiersma was in deze tijd namelijk directeur van deze kliniek. Na een tijdje onder zijn vader te hebben gewerkt, verliet Dirk in 1928 Groningen om in Leiden te gaan werken. Hier gaat hij aan de slag als geneesheer maar ook als adjunct-directeur van het Rijksasiel voor Psychopaten. Volgens Ger Harmsen laat deze keuze zien dat Dirk er hier bewust voor kiest om niet de wetenschappelijke loopbaan van zijn vader te volgen maar een ander pad in te slaan. In Leiden ontmoet Dirk tevens zijn eerste en enige vriendin, Francoise Verschaffelt, die zijn vrouw was, tot de dood hen scheidde. Francoise was de dochter van een hoogleraar en was ook opgegroeid in een intellectueel gezin (Harmsen, 1985).
Nog geen jaar later wordt Dirk geaccepteerd als privaatdocent in criminele psychologie en gerechtelijke psychiatrie aan de Rijksuniversiteit te Leiden (Harmsen, 1985). Met deze stap lijkt Dirk dan toch echt van het werk van zijn vader af te stappen. Door steeds meer weg te lopen van de psychiatrie naar de criminologie slaat Dirk een eigen pad in, een pad waar hij hoogstwaarschijnlijk minder onder de intellectuele druk van zijn vader stond. In een opgeschreven reeks openbare lessen genaamd “Praedispositie tot misdaad” stelt Dirk dat er geen typische misdadiger is onder de mensen. Hij rebelleert tegen zijn collega-criminologen die geloven dat de crimineel een type mens is. Dirk is van mening dat dit menstype niet bestaat, maar dat elke misdadiger zijn eigen redenering tot misdaad heeft (Wiersma, 1929). Wat deze redenering zo interessant maakt, is dat het gedachtegoed van zijn vader nog goed terug te lezen is. Ook Enno was groot voorstander van het individueel bekijken van de situatie van zijn patiënten. Het idee dat gezond en ziek, normaal en abnormaal, en crimineel en correct relatief zijn in de psychiatrie, krijgt grote nadruk (Harmsen, 1985). Hoewel de psychiatrie al een stuk verder gevorderd was in deze tijd, is ook de gedachte van Dirk in zijn eigen zin een revolutionair gedachtegoed voor de “individuele patiënt”.
In de schaduw of de spiegel?
Als men al het werk van de heren Wiersma zou moeten beschrijven, kan een boek worden geschreven . Echter, het is al gauw duidelijk dat deze mannen op hun eigen manier een bijzondere invloed hebben gehad op hun werkveld. Wanneer men de werken van vader en zoon naast elkaar legt dan zien we veel verschillen, maar ook duidelijke gelijkenissen. Het siert beide heren dan ook dat ze, na het vertrek van Dirk naar Leiden, nog veel briefcontact over van alles hebben gehad. In brieven9 in en rond oorlogstijd is te lezen hoe de heren praten over de psychologie van oorlog, maar ook over de steeds lastiger wordende ziekte van Enno. De wetenschap blijft het onderwerp in alle brieven, zelfs de persoonlijke (Hoek, 2025)10.
Na de dood van zijn vader krijgt Dirk in 1954 toch eindelijk het felbegeerde hoogleraarschap aan de Universiteit Leiden. Dirk vervult eindelijk de familie-traditie van zowel hemzelf als zijn vrouw; het hoogleraarschap zat altijd al in zijn bloed (Hoek, 2025). In zijn hele leven heeft Dirk gewerkt voor, met of naast zijn vader. Hoe erg hij ook kan hebben geprobeerd om een ander pad in te slaan, de psychiatrie was volledig veranderd door Enno Dirk Wiersma. Ook in de criminologie en criminele psychiatrie was het gedachtegoed van Wiersma en Heymans niet te negeren. Enno Dirk Wiersma heeft zijn hele leven gewerkt voor zijn patiënten en zijn onderzoek en heeft het denkbeeld van de Groningse psychiatrie onwaarschijnlijk veranderd. De patiënt en het lichaam stonden centraal, de omstandigheden waar beide mee in aanraking kwamen, waren evenzeer belangrijk als de geest.
En ook in Dirk zijn tijd heeft hij dezelfde strijd gestreden. De criminologie wees nog vaak met een boze vinger naar de crimineel, maar Dirk stelde dat we de omgeving en de psyche van de patiënt beter moeten bekijken (Wiersma, 1929). Dirk heeft veel pogingen gedaan om te ontsnappen aan de schaduw van zijn vader, desondanks stond hij er ook vaak met veel trots in. Elke stap in Groningen was een stap die hij nam door zijn vader. Toen Dirk eindelijk in Leiden los leek te zijn van zijn vader ging hij juist in zijn wetenschap steeds meer op hem lijken. Dirk heeft het gedachtegoed van zijn vader doorgezet en, in een volledig andere tijd, op een ander wetenschapsgebied toegepast. De psychiatrie van nu volgt nog steeds enigszins dit gedachtegoed. Het individu blijft centraal en de psychiatrie is meer en meer gericht op genezing (Hoek, 2025). Dirk en zijn vrouw Francoise overlijden samen in 1981 in Oegstgeest (Harmsen, 1985). Vader en zoon Wiersma zijn vereeuwigd in straatnamen en scholen maar bovenal in de wetenschap die voor eeuwig op hen voortbouwt. Mogen zij in vrede rusten.
Footnotes
- Per toeval is deze bron geschreven door een niet gerelateerde Durk Wiersma. Hij schrijft in zijn oratie (tijdens het promoveren tot hoogleraar) over de speech van Enno tijdens zijn promotie. Daarom beschouw ik dit als nuttige tweedegraads bron. ↩︎
- Professoren zoals Gerard Heymans hielden zich al veel bezig met psychologie en psychiatrie maar dit werd in die tijd vaak nog gezien als Filosofie en Wijsbegeerte. ↩︎
- In dit citaat zien we duidelijk hoe hoog Wiersma de psychiatrie had zitten. Het lijkt wel of hij nog even de faculteit een sneer geeft, dat hij nu pas deze functie krijgt. ↩︎
- Deze bron is mij toegestuurd door Rinske Vermeij, PhD Student aan de faculteit Gedrags- & Maatschappijwetenschappen die onderzoek doet naar Heymans. Mijn dank voor deze mooie bron gaat dan ook uit naar haar. ↩︎
- Zoals Heymans dat heeft gewenst. ↩︎
- Dit uittreksel heb ik per toeval gevonden in de inventaris van het archief van H.F.J.W. Brugmans. Dit archief stond in de kluis van Bijzondere Collecties en is een typoscript van een herdenkingsrede. Het is de enige bron in mijn hele onderzoek dat spreekt over zowel vader als zoon Wiersma. ↩︎
- G. Harmsen is de schoonzoon van D. Wiersma. De kennis die in het levensbericht vermeld is, zie ik dus als een betrouwbare eerstegraads bron. ↩︎
- Volgens G. Harmsen heeft Enno een grote invloed op deze keuze gehad. Had Dirk niet veel liever geschiedenis of klassieke talen willen studeren? ↩︎
- Ik heb deze brieven nooit zelf terug kunnen vinden, en neem dit dus uit een tweedegraads bron, het boek van Sietse van der Hoek. Uit mailcontact met de gemeente Oegstgeest (laatste woonplaats Dirk), heb ik geleerd dat Dirk helaas geen directe, levende familie meer heeft. ↩︎
- Het boek, beklemde zielen, van Sietse van der Hoek is een verhaal over de familie Wiersma van begin tot eind. Hoewel er bijzonder veel instaat over beide heren, en het een echte aanrader is om te lezen, kan ik weinig gebruiken omdat ik het niet kan verifiëren. Dit boek bood mij perspectief over de tijdgeest van het verhaal van deze twee bijzondere wetenschappers. ↩︎
Bibliografie
Brugmans, H.F.J.W. (1945). Uittreksel uit een herdenkingsrede na het overlijden van Prof. E.D. Wiersma … gedurende de oorlogsjaren van 1940-1945.
Hamburger, H. (1914). Programmata rectoraatsoverdrachten. https://dbc.rug.nl/digital/collection/Planos/id/1296
Harmsen, G. (1985). Levensbericht Dirk Wiersma. Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. https://www.dbnl.org/tekst/_jaa003198501_01/_jaa003198501_01_0020.php
Heymans, G. (1928). Wiersma en de psychologie.
Hoek, S. v. d. (2025). Beklemde zielen: Een familiegeschiedenis van boeren en psychiaters. Noordboek.
Derksen, M. (1997). Wij psychologen. Retorica en demarcatie in de geschiedenis van de Nederlandse psychologie. https://research.rug.nl/en/publications/wij-psychologen-retorica-en-demarcatie-in-de-geschiedenis-van-de-/
Terwisscha van Scheltinga, G. (2004). Historie in de buurt: van Academisch Ziekenhuis en Medische Faculteit te Groningen professoren. Stichting “200 jaar AZG”.
Van der Scheer, W.M. (1928). “Wiersma-Nummer” Psychiatrische en Neurologische Bladen.
Wiersma, D. (1923). Over de psychologie van dementia praecox. Een histories, krieties en experimenteel onderzoek. https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=MMKB24:069433000:000 12
Wiersma, D. (1929). Praedispositie tot misdaad.
Wiersma, D. (2004). Evidentie voor de Geestelijke Gezondheidszorg. https://www.rgoc.nl/wp-content/uploads/2020/02/Oratiedurk.pdf
Wiersma, E.D. (1903). Het psychologisch experiment en de psychiatrie : [inaugurele] rede, gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt in de geneeskunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen, op 4 Juli 1903.Winkler, C. (1940). Levensbericht van Enno Dirk Wiersma. https://dwc.knaw.nl/DL/levensberichten/PE00003851.pdf
